Bouwtermen
Aannemers woordenboek veel gebruikte bouw termen, bouwkundige termen. Overzicht.
Bouwkunde.

A
B C D E
F G H I
K L M N
O P R S
T U V W
Z
A
-
Aanlegbreedte Bij een fundering op staal de berekende
breedte van de fundering.
-
Aanlegdiepte De afstand van onderkant fundering tot aan
het maaiveld.
-
Aannemer Bouwbedrijf dat tegen een vooraf
overeengekomen prijs een bouwproject uitvoert. De aannemer is degene die
verantwoordelijk is voor de uitvoering van het bouwproject. De aannemer
wordt meestal gekozen door de architect of opdrachtgever, vooral om zijn
specialisme, specifieke mogelijkheden en (bouwkundige)praktijkkennis. Voor
bepaalde onderdelen zal de aannemer onderaannemers aanstellen, bijv. voor
heiwerk.
-
Aantrede De afstand van de voorkant van een traptrede
tot aan de voorkant van een volgende traptrede.
-
Aanzetsteen Een blok (meestal natuursteen of sierbeton)
waarop bijvoorbeeld een boerenvlechting begint.
-
Aardlekschakelaar Schakelaar die de stroom
automatisch uitschakelt bij gebreken aan ingebruik zijnde elektrische
apparaten.
-
Ademen Het doorlaten van waterdamp van een
materiaal.
-
Afboeren Het beschadigen of afbreken van een
constructie bij bijvoorbeeld een oplegging van een stalen ligger op het
metselwerk.
-
Afreien Het egaliseren van een wand of vloer
door middel van een rechte lat.
-
Afschot Het onder een bepaalde helling leggen van
bijvoorbeeld een riolering of platdak, waardoor er een goede waterafvoer
tot stand komt.
-
Afsnuiten Het verwijderen van de scherpe kanten van
houtwerk.
-
Afstandhouder Een betonnen of kunsstof blokje dat
ervoor zorgt dat de wapening in een betonconstructie de juiste dekking
krijgt.
-
Aftapkraan Een kraan in de watermeterput waarmee men de
waterleiding in huis kan aftappen.
-
Alkoof Een tussenkamer die als slaapkamer gebruikt
wordt.
-
Amoveren Slopen, verwijderen.
-
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur. Hierin is de
nadere uitwerking van een Wet geregeld.
-
Andreaskruis Een X-vormig houten kruis dat bij houten
vloeren in verband met de stabiliteit van de constructie tussen de balken
wordt aangebracht.
-
Arbouw Stichting Arbouw is een kennisinstituut dat
gericht is op het verbeteren van de arbeidomstandigheden in de
bouwnijverheid en het terugdringen van het ziekteverzuim.
-
Architect De architect is deskungig op esthetisch en
technisch gebied. Hij vertegenwoordigd de opdrachtgever tijdens het gehele
bouwproces. Hij verzorgt bijv.: het ontwerp, maakt het bestek en tekeningen,
stelt de kosten begroting op, verzorgt de aanbesteding (welke aannemer het
werk gaat maken) houdt toezicht op de uitvoering, pleegt overleg met de
verschillende instantie's.
-
AVBB Algemeen Verbond Bouwbedrijf. Het overkoepelende
orgaan van werkgeversorganisatie's.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z
B

-
Badding Een houten balkje van ca.
63 x 150 mm welke toegepast wordt als
hulpconstructie bij bijvoorbeeld bekistingen.
-
Bakgoot Een houten goot buiten de muur die is
opgebouwd uit houten gootklossen, een bodem en een binnen- en buiten
boeiboord.
-
Balkdragende muur Dit is een muur waar de
uiteinden van een balk op rust.
-
Balkdragers Een gegalvaniseerd stalen hulpstuk
waarin een balk wordt gelegd, zodat bijvoorbeeld balken tussen
betonnen wanden kunnen worden bevestigd.
-
Balkenvloer Een systeemvloer die bestaat uit
prefab (vooraf gefabriceerd) betonnen balken
die tegen elkaar gelegd worden.
-
Balklaag Stelsel van horizontale
balken ter ondersteuning van vloerplanken of -platen,
zolderverdiepingen enz.
-
Balksteunende muur Dit is een muur die dient als
tussen steunpunt voor bijvoorbeeld een balk op drie steupunten.
-
Ballonvorst Een vorst (speciale pan t.p.v. de nok)
die toegepast wordt bij pannen met een grote golf (Romaanse dakpan)
-
Baluster Een spijl waaruit een balustrade (hekwerk)
is opgebouwd. Over de baluster loopt de leuning.
-
Bebording Het dakbeschot. Tegenwoordig bestaande
uit plaatmateriaal voorzien van thermische isolatie.
-
Bestek Dit is de omschrijving van het te maken
werk en de administratieve voorwaarden waaronder dit dient te
gebeuren. De architect is degene die een bestek maakt naar
aanleiding van de wensen van de opdrachtgever. Met bestek en
bijbehorende bestektekeningen kan bij de diverse instantie's
goedkeuring worden aangevraagd en een bouwvergunning worden
verkregen.
-
Bestektekening Een technische tekening
door de architect of aannemer gemaakt, waarop de plannen van de bouw
of verbouwing zijn uitgewerkt. Hierop staan ook de gevels en de
situatie van de woning ten opzichte van de openbare weg geschetst.
Meestal wordt hiervoor een schaal van 1:100 gehanteerd.
-
Bestemmingsplan De Gemeenteraad stelt voor/vast
bepaalde gebieden een bepaalde bestemming te
geven. Zonodig worden voorschriften uitgegeven wat er wel of niet
bebouwd mag worden, of dit voor industrie, woningbouw of bijv.
recreatie bestemt is.
-
Betonopzetter Een betonnen opzetstuk bij een
houten paalfundering zodat de bovenkant van
de paal altijd onder de laagste grondwaterstand blijft. De opzetter
is het verbindingsstuk tussen paal en funderingsbalk.
-
Binnenbeglazing Beglazing waarbij de ruiten aan de
binnenzijde van het kozijn worden aangebracht. De sponninggen zitten
dus aan de buitenzijde.
-
Binnenboeiboord Een opstaande plank die aan de
binnenzijde van een goot-constuctie wordt aangebracht. Binnenboom De
trapboom die tegen de muurzijde is aangebracht.
-
Bitumen Hete teer dat wordt gebruikt
bij het waterdicht maken van platte daken.
-
Bladlood Rollen lood die
gebruikt worden als waterkeringen in muren en boven kozijnen.
-
Blauw pleisterwerk Een afwerklaag op een muur die
tevens dienst doet als ondergrond voor bijvoorbeeld behangwerk.
-
Blindanker Een haakanker dat, nadat het is
aangebracht, niet zichtbaar is.
-
Blinde muur Een kopgevel waarin geen
kozijnopeningen zijn aangebracht.
-
Blokdeel Houten element dat het spantbeen en de
kreupele stijl bij het Hollandse spant met elkaar verbindt.
-
Bloktrede De onderste traptrede die om de
hoofdbaluster loopt.
-
Bodemafsluiting Een 200mm dikke zandlaag die
aangebracht wordt op de bodem van de kruipruimte om eventueel
schadelijke dampen tegen te houden. Ook wordt wel 70mm stampbeton
toegepast.
-
Boeiboord Een houten dakrand afwerking.
-
Boerenvlechting Een gemetselde afwerking van de
hellende lijn, die bij een topgevel wordt toegepast.
-
Bolrooster Een bolvormig rooster tegen dat vuil en
bladeren tegenhoud bij bijvoorbeeld hemelwaterafvoeren of
schoorstenen.
-
Boorstaat Een staat waarop men kan zien welke
grondsoorten op bepaalde diepte zit.
-
Bordes Een tussenvloer bij een bordes-trap. De
trap wordt hierdoor onderbroken.
-
Bouwbedrijf Een bouwbedrijf dat bouwwerken
uitvoert voor eigen rekening en risico, welke bouwwerken later
worden verkocht.
-
Bouwbemiddeling Bij een meningsverschil met een NVOB-aannemer over de kwaliteit van het
geleverde werk, kan de opdrachtgever bouwbemiddeling aanvragen bij
het NVOB, Vervolgens wordt een bouwdeskundige ingeschakeld die
actief zal meewerken om tot een oplossing te komen.
-
Bouwbesluit Dit is een AMvB (Algemene maatregel
van Bestuur) waarin op grond van de Woningwet alle bouwtechnische
voorschriften omtrent het bouwen zijn opgenomen. De technische
voorschriften van het bouwbesluit is ingedeelt
in 4 categorieen, te weten:Veiligheid; Gezondheid; Bruikbaarheid;
Energiezuinigheid / Duurzaam bouwen.
-
Bouwtechnische eigenschappen De
eigenschappen die bepalend zijn voor de gedragingen van een
materiaal wat betreft de sterkte, de stijfheid enz.
-
Bouwen (begripsdefintie)
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een standplaats.
-
Bouw- en woning
Toezicht De Gemeentelijke instelling die de bouwplannen
toetst aan het bestemmings- plan en aan de bouwtechnische
aspecten. Deze afdeling adviseerd B&W omtrent het afgeven van een
bouwvergunning.
-
Bouwrijp Het bouwterrein verkeert in zodanige
staat dat de aannemer kan gaan bouwen.
-
Bouwvak Onder het woord Bouwvak
vallen alle beroepen die bij de realisering van een bouwproject
komen kijken.
-
Bouwvergunning Door B&W afgegeven vergunning tot
het plaatsen, vernieuwen of veranderen van een gebouw. De procedure
voor het aanvragen van een bouwvergunning is vastgelegd in de
Woningwet. Er wordt onder meer beoordeeld of
de aanvrager in zijn verzoek ontvangkelijk is
en naar de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. Het ontbreken
van de afmetingen op de tekening kan bijv. Een reden zijn om de
aanvraag niet ontvankelijk te verklaren. Bij de beoordeling wordt
bijv. gekeken of de aanvraag niet in strijd is met het
bestemmingsplan of de welstandseisen en bijv. Monumentenwet.
-
Bouwverordening Door de Gemeente vastgestelde
verordening waarin de Gemeentelijke voorschriften omtrent het bouwen
zijn vastgelegd.
-
Bovenlicht Een raampje dat open
kan of vast afgescheiden glas dat zich boven een deur of raamkozijn
bevindt.
-
Bovenpan Een speciale pan die boven aan het dak
aansluitend aan de nokvorst wordt gelegd. Deze pan is aan de
bovenzijde dichtgezet.
-
Breedplaatvloer Een plaatvloer bestaande uit ca.
50 mm dik gewapend, geprefabriceerde betonplaat die op het werk
voorzien wordt van een betonlaag ter verkrijging van de juiste dikte.
Ook wel bekistingsplaatvloer.
-
Broekstuk Een hulpstuk dat toegepast wordt bij het
samenkomen van de vorsten, de hoekkeper en nok.
-
Broodjesvloer Een systeemvloer die bestaat uit
Prefab betonnen balken met daartussen vulblokken.
-
Bronbemaling Bemalingsysteem voor het tijdelijk
drooghouden van bouwputten.
-
Buigijzer Instrument waarmee de
loodgieter koperen buizen buigt.
-
Buitenbeglazing De ruiten worden hierbij aan de
buitenkant van het kozijn aangebracht. De sponning zit dan ook aan
de buitenzijde.
-
Buitenboeiboord De opstaande plank die tegen de
buitenzijde van de goot wordt aangebracht.
-
Buitenboom De trapboom die tegen de muur geplaatst
wordt.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

C
-
Cassettevloer Een systeemvloer dia
aan de onderzijde de vorm heeft van omgekeerde dozen.
-
Cementraam Minimaal 10 tot 12 lagen metselwerk in
een fundering, waarvan 5 lagen boven het maaiveld. Dit metselwerk is
van een betere kwaliteit en voorkomt optrekken van vocht.
-
Chamottesteen Speciale vuurvaste steen ten behoeve
van bijvoorbeeld open haarden.
-
Chaparonepan Geknikte dakpan
bovenaan een lessenaarsbalk.
-
Combinatievloer Een systeemvloer die bestaat uit
Prefab betonnen balken met daartussen vulblokken (broodjes)
-
Condensatie Overgaan van
waterdamp in water.
-
Condensprofiel Een aluminium profiel dat bij
buitenkozijnen op de tussendorpel en de onderdorpel aangebracht
wordt en waarin het glas wordt geplaatst.
-
Consistiels Stempels om bijv. een draagmuur bij
het plafond op te vangen ter voorkoming van instorten. Na het
sloopwerk van de muur wordt vaak een stalen balk ingebracht.
-
Console Vooruitstekende, een aan
een kant ingeklemde balk die bijvoorbeeld galerijvloeren of balkons
ondersteunt.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

D
-
Dagkant De binnenkant van een
kozijn waarin de sponning is aangebracht.
-
Dagmaat De afstand tussen de twee dagkanten.
-
Dakbeschot Winddichte
betimmering of beplating al dan niet voorzien van isolatie. Hierop
rust de dakbedekking of de pannenconstructie.
-
Dakdoorvoer Een pijp welke door het dak gaat ten
behoeve van ontluchting, ventilatie of roogas afvoer.
-
Dakkapel Een opbouw op een hellend dak waarin een
raamkozijn is opgenomen.
-
Daktrim Een afwerkrand van het dak van aluminium
of zink
-
Daklijst Geprofileerde lijst
langs de dakrand ter versiering van de gevel.
-
Dakopstand Verhoogde rand rondom
een plat dak.
-
Dakvenster Een in een hellend dakvlak opgenomen
raamconstructie.
-
Dekvloer De afwerklaag op een houten of
steenachtige ondergrond.
-
Deuvel Een hardhouten ronde pen die toegepast
wordt bij raam- en of kozijn verbindingen.
-
Dilitatievoeg Een open voeg. Deze voeg geeft de
constructie de gelegenheid uit te zetten of
te krimpen zonder dat scheurvorming optreedt. De voeg kan gevuld
worden met bijv. Een elastische kit.
-
Dook Een messing of koperen buisje dat de
verbinding tot stand brengt tussen de houten stijlen van een
deurkozijn en natuursteen neuten.
-
Doorvoerpan Deze pan wordt gebruikt als
doorvoerkanaal t.b.v. afvoer rookgassen.
-
Doosbouw Bouwmethode waarbij compleet ingerichte
eenheden in bijv. Een betonskelet aangebracht worden.
-
Dosse Gezaagd Hout wat evenwijdig gezaagd is aan
de jaarringen.
-
Drainage Een systeem waarbij (grond)water
afgevoerd wordt. We onderscheiden horizontale (buizen) en verticale
(zandpalen) drainage.
-
Drevel Zie deuvel.
-
Drieklezoor Driekwart van een hele steen.
-
Droge beglazing Systeem waarbij de ruiten in een
rubber-profiel worden geplaatst.
-
Dubbele beglazing Dubbele ruiten die fabrieksmatig
aan elkaar verbonden zijn en waarbij de ruimte tussen de ruiten
bestaat uit droge lucht, bijv.Thermopane.
-
Dubbele ramen Twee raamconstructie's die in of
tegen een kozijn worden bevestigd.
-
Dubo Staat voor duurzaam bouwen,
een vorm van bouwen waarbij milieu zoveel mogelijk ontlast wordt
door het gebruik van duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

E
-
Erker Een uitbouw van een woning, meestal
voorzien van een borstwering en aan drie zijden voorzien van een raam
constructie.
-
Espagnolet Sluitwerk dat bij tuindeuren of openslaande
ramen toegepast wordt.
-
Ezelsrug Een schuin aflopende muurafdekking die vaak
toegepast wordt bij tuinmuren.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

F
-
Faecalien De drekstoffen uit closetpotten.
-
Fijn schuurwerk Afwerklaag voor wanden
en plafonds, bestaande uit kalk, gips en zilverzand.
-
Formeel Een hulpconstructie die gebruikt wordt bij het
metselen van bogen.
-
Freatisch vlak De bovenkant van de grondwaterspiegel
noemen we het freatisch vlak.
-
Fuikmethode Verdrijvingsmethode bij spiltrappen.
-
Fundering op staal Een funderingsconstructie die de
belasting rechtstreeks overbrengt op de vaste grondslag.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

G
-
Geboorte Het beginpunt van een
boogconstructie.
-
Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke
overdekte (begripsdefinitie) geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
-
Gekantrecht hout Hout dat aan 4 zijden rechthoekig is
afgezaagd.
-
Gelamineerde spanten Spanten die vervaardigd zijn uit aan
elkaar gelijmde planken.
-
Geschaafde of geploegde Houten geschaafde delen die
voorzien van messing en groef. delen (g.g. delen) (holle
en bolle kant die in elkaar schuiven)
-
Geschifte steen Een in de lengterichting horizontaal
doorgezaagde steen.
-
Gevelhaak Een haak die toegepast wordt bij het opvangen
van het bovenliggende metselwerk bij herstelwerk aan een fundering.
-
Gevosteen Bepaald soort kalksteen voor
schoon buitenmetselwerk met ruw grijswit oppervlak.
-
Gewapend metselwerk Metselwerk waarbij in de lintvoegen
wapening is opgenomen. (Horizontale voeg)
-
GIW Garantie Instituut Woningbouw. Koopt
u een huis dat binnen een project gebouwd wordt, dan zal de NVOB-aannemer u
meestal GIW-garantie bieden. U hoeft dan geen bouwgarantie meer af te
sluiten. De kosten van GIW zitten over het algemeen in de totaalprijs. Bij
verbouwen, renoveren of onderhoudswerkzaamheden krijgt u geen GIW.
-
Glasdeur Een houten deur waarin een groot glasoppervlak is
opgenomen.
-
Glasdicht Een bouwfase waarbij de ruiten zijn aangebracht.
-
Glaslat Meestal een houten lat om het glas in het kozijn
of deur vast te zetten. (Kan ook van aluminium of kunsstof zijn)
-
Glassponning De sponning waarin de ruit geplaatst wordt.
Goot Meestal van PVC of zink gemaakte opvangbak/strook voor het afvoeren van
regenwater wat van het dak / pannen afstroomd
-
Gootbeugel Bevestigingshaak of beugel ten behoeve van de
bevestiging van de dakgoot.
-
Gootsporen Houten balkjes die toegepast worden bij een
overhangende goot- constructie. Deze balkjes lopen over de muurplaat tot aan de onderste
gording.
-
Gording Houten balk waarop het dakbeschot van een hellend
dak geplaatst wordt. De afmetingen van de gording volgen uit de berekening.
-
Granol Sterk sierpleisterwerk van meer
of minder grover structuur.
-
Gresbuis Rioolbuis welke welke gemaakt wordt van vette
klei en chamotte met een gladde en zeer harde afwerking.
-
Grijs-watercircuit Een milieuvriendelijk
manier van watergebruik waarbij regenwater wordt opgevangen in grote bakken.
Via een apart leidingnet kan dit water bijvoorbeeld gebruikt worden voor het
doorspoelen van het toilet en het besproeien van de tuin.
-
Griphoekanker Verbindingsmiddel van gegalvaniseerd
verzinkt staal waarmee men balken onderling loodrecht op elkaar verbindt.
-
Grof schuurwerk Afwerklaag van een
specie van cement en metselzand.
-
Grondverbetering Verbetering van de grondgesteldheid om de
draagkracht van de grond te vergroten.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

H
-
Haaieind Het uiteinde van de g.g. delen
van het dakbeschot die op de hoek- kepers bevestigd worden of op eventuele
vulstukken. De uiteinden worden dus niet op de gordingen bevestigd.
-
Haakanker Een stalen anker dat de balken van het dak of
verdiepingsvloer aan de spouwmuur verbindt.
-
Hakkelbout Bout die vroeger veel gebruikt werd voor de
onderlinge verbinding tussen paal en kesp.
-
Halfspant Het eindspant van een schilddak.
-
Halfsteensmuur Een muur die de dikte heeft van de breedte
van een steen (ca. 110mm)
-
Halfsteensverband Metselwijze waarbij de
stenen een halve steen per laag verspringen.
-
Hanebalk Een horizontaal aangebreachte houten balk in een
spantconstructie die t.p.v. de nok aan de spantbenen en of makelaar
bevestigd wordt.
-
Hang- en sluitwerk Scharnieren en andere
draaimiddelen voor ramen, deuren, deurkrukken, raamsluitingen enz.
-
Hart op hart (h.o.h) De afstand vanaf het midden (hart)
van de te meten plek tot het midden (hart) van de andere te meten plek.
-
Heiregister en staat van belangrijke gegevens die tijdens
het heien van belang zijn.
-
Hengst Een in de lengte doorgehakte
steen.
-
Hemelwaterafvoer Een vericale buis voor het afvoeren
van regenwater van de daken/goten.
-
Hoekkeper De snijlijn van twee aangrenzende dakschilden
die elkaar onder een uitspringende hoek snijden, hetgeen onder andere het
geval is bij bij bijvoorbeeld tentdaken.
-
Hoekkeperspant Spant ter plaatse van de hoekkeper.
-
Hoekspeer Bijvoorbeeld bij stucwerk wordt de scherpe kant
(bijv. kopkant muur) voorzien van een (aluminium-kunststof) hoekprofiel ter
voorkoming van extra beschadiging en om een strakke afwerking te krijgen.
-
Hollith Een soort leisteen. Nadat het verhit is
expandeert de leisteen. Dit materiaal wordt nu
gebruikt voor geluidisolerende vloeren.
-
Hoofdwapening De wapening in een betonconstructie die de
trekkrachten, die in de constructie ontstaan, opneemt.
-
Houtskeletbouw Een bouwmethode waarbij, met uitzondering
van de fundering, de overige constructie-elementen van hout zijn.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

I
-
Inkassing Aansluiting tussen twee
loodrecht op elkaar staande muren waarbij in de ene muur uitsparingen (van
bijvoorbeeld 7 lagen) gemaakt zijn en in de andere muur een tand (ook van 7
lagen) aangebracht wordt
-
Inklinken In de loop der tijd zal het volume van de grond
een dichtere pakking krijgen.
-
Inwassen Na het aanbrengen van tegelwerk wordt de voeg
ingewassen met speciaalvoeg of zilverzand-cement.
-
ISO Een internationale kwaliteitsnorm.
Aannemersbedrijven worden onder andere getoetst op de kwaliteit van het
management, offertes, contracten, opleidingsbeleid en bedrijfsprocedures.
-
Isolatieglas Dubbele beglazing.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

K
-
Kalenderen Het tijdens het heien bepalen
van het aantal slagen dat nodig is om de paal 250 mm in de grond te laten
zakken of het opmeten van het hoogteverschil van een tocht. (= 30 slagen).
-
Kalf Tussendorpel van een kozijnconstructie.
-
Kalksponning Sponning aan een kozijnstijl t.p.v. het
metselwerk. Deze sponning wordt met specie gevuld.
-
Kanaalplaatvloer Een vloer van betonnen
vloerelementen.
-
Kantelaaf De negge van het kozijn.
-
Kapplan Een tekening waarin de kapconstructie duidelijk
aangegeven wordt.
-
Keerklep Een klep die voorkomt dat water in een
drinkwaterinstallatie terug- stroomt.
-
Kiezelbak Een bak die toegepast wordt bij een plat dak
waarop een ballast- laag van grind is aangebracht. De afvoerpijpen sluiten
hierop aan. Het grind kan niet in de afvoerleiding vallen.
-
Kil De snijlijn ter plaatse van een inspringende hoek in
het dakvlak.
-
Kilgoot De goot die ter plaatse van de kilkeper wordt
aangebracht.
-
Kilkeper De balk ter plaatse van de kil waarop de
gordingen van het dak aan- sluiten.
-
Kim De opstorting ter plaatse van de wand op bijvoorbeeld
een kelder- vloer.
-
Klamp Een houten plank die gebruikt wordt om bijvoorbeeld
houten delen van een bekisting aan elkaar te bevestigen.
-
Klamplaag Een laag stenen op hun plat(zijkant steen) tegen
een bestaande muur aangebracht wordt.
-
Klang Haak die gebruikt wordt voor de bevestiging van
metalen gootbe- kledingen en metalen dakbedekkingen.
-
Klapzand Zand ten behoeve van straatwerk.
-
Klezoor Een kwart van een hele steen. De steen is in de
breedterichting doorgehakt.
-
Klimlijn De looplijn van een trap.
-
Klimijzers Ingestorte stalen staven die gebruikt worden
als ladderconstructie.
-
Klesoor, klezoor of klisoor Een in de lengterichting verticaal
doorgezaagde steen.
-
Klezorenverband Metselwijze waarbij de
stenen een kwart steen per laag verspringen.
-
Kloostersponning Sponning aan de muurzijde in een
kozijnstijl waarin een lichte scheidingswand geplaatst kan worden.
-
Knelplank Een plank die aan de onderkant van het rieten
dak aangebracht wordt.
-
Knijpdeel (zie knelplank) Plank die het opwaaien en
beschadigen van het riet bij de dakvoet voorkomt en tevens zorgt voor een
goede afwatering van het dak.
-
Knieschot Een wandje dat bij hellende daken op de
zoldervloer evenwijdig aan de muurplaat wordt aangebracht, waardoor de
scherpe punt komt te vervallen. De ruimte tussen de muurplaat en het knie-
schot kan gebruikt worden als bergruimte.
-
Knipvoeg en snijvoeg Opliggend voegwerk.
-
Koekoek Een uitgebouwde bak aan de kelderwand die ervoor
zorgt dat het licht in de kelder kan toetreden.
-
Koningsstijl Een makelaar waar verscheidene spantbenen op
uitkomen, bijvoor- beeld bij een hoekkeper en halfspanten.
-
Kop Een halve metselsteen.
-
Kopgevel De voorgevel van een huis.
-
Koppelanker Een anker dat balken, die in elkaars verlengde
liggen, onderling verbindt.
-
Koppenlat Een lat waarop de koppenmaat staat aangegeven en
die gebruikt wordt door de metselaar tijdens het metselen.
-
Koppenmaat De breedte van de steen + stootvoeg.
-
Koppensnellen Het op de juiste maat afzagen of afhakken
van de paalkoppen bij houten of prefab betonnen palen.
-
Koudebrug Een verbinding in een constructie waarbij de kou
van buiten naar de binnenzijde van de constructie geleid wordt, bijvoorbeeld
door vul- specie in een spouwmuur.
-
Kraal Ronde afwerkrand bij zinken dakgoot.
-
Kramplaat Een metalen verbindingsmiddel dat gebruikt wordt
bij houten spant- constructies. Een voorbeeld hiervan is de bulldog
kramplaat.
-
Kreupele stijl Een houten balk die toegepast wordt bij een
verbeterd Hollands spant. Deze stijl brengt de
belasting van het spant over op de vloerconstructie en voorkomt hiermee het
spatten van de muur.
-
Krimpnet Een wapeningsnet dat scheurvorming ten gevolge
van krimp- spanning in het beton voorkomt.
-
Kruipgat Een opening in een vloerconstructie waardoor men
onder de vloer kan komen.
-
Kruipruimte De ruimte tussen de bodemafsluiting en de
onderkant van de begane grondvloer. De hoogte van
deze ruimte dient minimal 500- 600 mm te bedragen.
-
Kubel Trechtervormig vat waarmee beton in de bekisting
wordt gestort.
-
Kuipstuk Een verbindingsstuk tussen twee trapbomen van een
bordestrap.
-
K-waarde Omgekeerde R-waarde. Geeft aan
in welke mate warmte door een gevel kan verdwijnen. Hoe lager de K-waarde
hoe beter.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

L
-
Latei Een balk van bijvoorbeeld beton of
staal boven een kozijn die het metselwerk en de eventueel daarop rustende
belasting boven een kozijn opvangt.
-
Leihaak Haak(messing) waarmee men de leien aan de
dakconstructie be- vestigd.
-
Leipan Gebakken rechthoekige pan zonder zijsluitingen in
de vorm van een lei.
-
Lekdorpel Een element dat onder een onderdorpel van een
buitenkozijn wordt aangebracht om ervoor te zorgen dat het regenwater buiten
het muurvlak wordt afgevoerd.
-
Lepesteen Een onder een willekeurige hoek afgehakte steen.
-
Lessenaarsdak Schuin dak, hellend in een
vlak.
-
Lichtkoepel Een in een platdak aangebrachte bolvormige
constructie die voor daglichttoetreding zorgt.
-
Lintvoeg De horizontale (liggende) voeg in het metselwerk.
-
Loggia Overdekte galerij ter plaatse van een verdieping.
-
Loket Loodconstructie om een schuin dak
waterdicht aan te sluiten op een schoorsteen of een hoger opgaande muur.
-
Loodslab Ten behoeve van een waterdichte aansluiting
middels stroken lood.
-
Loket Lood dat gebruikt wordt voor de waterdichte
aansluiting van een pannedak met een schoorsteendoorvoer of met opgaand
metsel- werk.
-
Loodvoeg Een verticaal doorlopende voeg in het metselwerk.
-
Looplijn Zie klimlijn.
-
Luifel Een overkapping boven een inganspartij die
beschutting geeft tegen de regen.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

M
-
Maaiveld De bovenkant van de grond van het
terrein. Dit ligt meestal +/- 150 mm onder de bovenkant van de afgewerkte
begane grondvloer.
-
Maisonette Een galerijwoning waarbij woon- en slaapkamer
elk op een afzonder- lijke verdieping liggen.
-
Makelaar De verticale balk die aan de bovenzijde van het
verbeterd Hollands spant de verbinding vormt tussen de twee spantbenen.
-
Mantelbuis Een buis die in steenachtige wanden wordt
aangebracht waardoor leidingen gevoerd worden. Deze buis heeft een grotere
diameter dan de doorgevoerde leidingen zodat de leiding vrij in deze buis
kan werken.
-
Mastiekdak Een dakbedekking waarbij de onderlinge hechting
van de dakbedek- king met behulp van warme mastiek plaatsvindt.
-
Mastiekrib Een plank die toegepast wordt bij de opstand
van het platte dak. Deze plank wordt tegen het buitenboeiboord en op het dak
(bijvoor- beeld onder een hoek van 45 graden) aangebracht.
-
Mastgoot Een halfronde goot. Deze goot wordt in zink en
PVC uitgevoerd.
-
Mastenplan Een plattegrond waarin een complete maatvoering
van muurope- ningen, muurdammen enz. Is aangebracht.
-
MBV Modelbouwverordening.
-
Meer- en minderwerk Meerwerk is extra
werk voor de aannemer, dat van tevoren niet begroot is. U besluit
bijvoorbeeld tijdens de verbouwing dat het handig is om een extra
stopcontact in de keuken te laten aanleggen. Vraag de aannemer altijd vooraf
wat het meerwerk u gaat kosten en of het consequenties heeft voor de
oplevering. Minderwerk is werk dat wel begroot is, maar dat komt te
vervallen. U vindt het bijvoorbeeld bij nader inzien toch overbodig om een
tweede wastafel in de badkamer te laten plaatsen. Ook hier geldt, vraag de
aannemer altijd vooraf hoeveel geld u voor het laten vervallen van bepaalde
werkzaamheden terugkrijgt.
-
Moerbalk Balk die wordt aangbracht onder de houten
balklaag om de over- spanning van de houten balken te verkleinen.
-
Montagekozijn Een buitenkozijn dat in de afbouwfase
aangebracht wordt. Het kozijn wordt bevestigd tegen een stelkozijn.
-
Muizetrap Een vallende tand die men bij wildverband over
meer dan vijf lagen moet zien te voorkomen.
-
Muurkruising Twee muren die elkaar onder hoek snijden.
-
Muurontmoeting Twee muren die elkaar onder een hoek
ontmoeten.
-
Muurplaat Een houten balk die op zijn plat op de muur
wordt gelegd en waarop bijvoorbeeld het dakbeschot,
gootbeugel enz. Bevestigd wordt. De balk ligt vaak gelijk met de buitenzijde
van de muur.
-
Muurverzwaring Een plaatselijke verdikking van de
muur door middel van metsel- werk.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

N
-
NAP Normaal Amsterdams Peil.
-
Natte beglazing Een beglazingssysteem waarbij de ruiten
met stopverf of kit worden vastgezet.
-
Natuurlijk talud De hoek waaronder ontgraven grond uit
zichzelf blijft staan.
-
Negatieve kleef De belasting die op een funderingspaal
ontstaat doordat de omliggende grond aan de paal gaat hangen.
-
Negge De afstand van de buitenkant van het metselwerk tot
aan het kozijn.
-
NEN Uitgegeven NORM door het Nederlandse
Normalisatie-Instituut. (begripsbepaling)
-
Neut Het onderste gedeelte van een houten kozijstijl dat
vervangen wordt door natuursteen. Het natuursteen voorkomt dat vocht in de
onder- zijde van de stijlen kan optrekken.
-
Noest Kwast. Norm Een document, uitgegeven door een
deskundige, onafhankelijk (begripsbepaling) instituut, waarin wordt
omschreven aan welke eisen een bouwmateriaal,
bouwdeel, of bouwconstructie moet voldoen dan wel waarin een omschrijving
wordt gegeven van een keuring-, meet- of berekenings- methode.
-
Nok Horizontale aansluiting tussen twee
hellende dakvlakken.
-
NVB Nederlandse Vereniging van Bouwondernemers. Vereniging
van Bouwbedrijven die geen aannemer zijn maar die
voor eigen risico bouwen.
-
NVOB Nederlands Verbond van Ondernemers in de
Bouwnijverheid. Een algemene aannemersvereniging waar iedere bouwonderneming
lid van kan zijn. Tot de vereniging behoren vooral de kleine- en middelgrote
bedrijven in de sector B & U.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

O
-
Omgekeerd dak Een dakconstructie waarbij de isolatielaag
op de waterdichte afwerking is aangebracht.
-
Onderaannemer Bedrijf dat in opdracht van de aannemer
onderdelen van een bouwwerk uitvoert.
-
Onderpan Een pan die wordt toegepast om de ruimte aan de
onderzijde van het dak tussen het dakbeschot en de pannen af te sluiten.
-
Ondersabelen Het opvullen van de ruimte tussen de
voetplaat van een stalen kolom en de betonconstructie met een metselspecie.
Men spreekt ook wel van onderkouwen.
-
Onderslagbalk Zie moerbalk.
-
Ontstoppingsstuk Een afsluitbaar deel
van de riolering dat dient om eventuele verstoppingen te kunnen verhelpen.
-
Opdekdeur Een vlakke deur die aan de bovenzijde en aan de
twee zijkanten een sponning heeft. De deur heeft een dubbele aanslag,
namelijk 1 in de sponning van het kozijn en 1 in de sponning van de deur
tegen het kozijn.
-
Opgaand metselwerk Metselwerk waartegen
een hellend of plat dag aansluit.
-
Opgeklampte deur Een uit een houten raamwerk samengestelde
deur waarop bijvoorbeeld schroten zijn aangebracht.
Oplanger Zie betonopzetter.
-
Optrede De afstand van de bovenkant van een trede tot de
bovenkant van de volgende trede.
-
Optrompen Het wijder maken van een buiseind waardoor een
andere buis met dezelfde diameter in dit buiseind geschoven kan worden.
-
Opzichter De architect kan niet altijd op de bouwplaats
aanwezig zijn. Om goed toezicht te houden op een correcte uitvoering stelt
de architect een opzichter aan. De opzichter is in dienst van de
opdrachtgever of architect.
-
Overstek Overhangende gedeelte van het dak. Bij oudere
huizen is hier vaak de goot in geintegreerd. Bij dakkapellen is dit het
gedeelte wat nog iets doorloopt over het kozijn en zijwangen.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

P
-
Panlat horizontale dunne lat waaraan de
dakpannen worden gehangen.
-
Penant gemetseld, uitspringend deel van een muurvlak ter
versteviging van de muur of om het gewicht van een balk te dragen.
-
Pielmannetje afstandslatje tussen betonbekistingen.
-
Poer verzwaarde voet van een kolom of balk.
-
Polystyreen (PS) piepschuim of Tempex.
-
PUR polyurethaanschuim. Hard isolatie schuim.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

R
-
Raamdorpelsteen Een keramische lekdorpel
die toegepast wordt bij de onderdorpel van een buitenkozijn.
-
Rabatdeel Houten deel met messing en groef en een
profilering dat onder andere voor schuttingen gebruikt wordt.
-
Rachel / tengel Houten lat waaraan (gipsplaten) plafonds
aan worden bevestigd.
-
Raveling Een constructie voor het opvangen van houten
balken rond een gat in een balklaag. (Bijv. bij een trappengat)
-
Revisietekening Een tekening die gemaakt wordt zodra een
bepaald onderdeel op het werk gereed is. Dit gebeurt om eventuele
afwijkingen van het oor- spronkelijke plan vast te leggen.
-
Rietvorst Een dakpan die bij een rieten dak als
nokafwerking wordt toegepast.
-
Riftvloer Een strokenvloer van bijvoorbeeld Oregon-pine
dat kwartier- of riftge- zaagd is. Risicoregeling Een regeling waarin de
verrekening van wijzigingen in de lonen- en materiaalprijzen is vastgelegd.
-
Roeden Kleine latjes die een glasvlak
onderverdelen.
-
Roeflat Een lat voor het bevestigen van een zinken dakbedekking.
Deze lat loopt van de nok naar de goot. De dakbedekking moet vrij kunnen
werken.
-
Roldeur Een deur die voor garages wordt
gebruikt.
-
Rollaag Een gemetselde laag stenen die rechtop geplaatst
wordt.
-
Rooilijn De uiterste bebouwingsgrens die niet overschreden
mag worden.
-
Ruiter Een smalle balk bovenop de nokgording of hoekkeper
voor de beves- tiging van de vorsten.
-
R-waarde Het getal dat de
warmteweerstand van een gevel aangeeft. Hoe hoger de R-waarde hoe beter.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

S
-
Schakelpaal Een heipaal, bestaande uit
prefab betonnen elementen, die tijdens het heien met elkaar verbonden worden.
-
Scheluw Materiaal dat scheef/krom getrokken is door vocht
of droogte.
-
Schilderwerk De schilder verft
onderdelen van een gebouw of constructie om het te beschermen tegen corrosie,
weersinvloeden en andere agressieve vormen van aantasting van de ondergrond.
-
Schoonwerk metselwerk Metselwerk dat in het
zicht blijft en dus uit onbeschadigde stenen moet bestaan en zorgvuldig moet
worden gevoegd.
-
Schoorpaal Een schuin in de grond aangebrachte paal.
Schoperen Het spuiten van zink op een vooraf blank gestraalde
staaloppervlakte.
-
Schotelanker Een anker dat dient om een houten balklaag
met een steensmuur te verankeren. Dit anker is in de gevel zichtbaar (ziende
anker).
-
Schrobput Een put die men aanbrengt in een stenen vloer.
In deze put zit een emmer die voorkomt dat er te veel vuil in de riolering
terechtkomt.
-
Schuine strek Een rollaag waarbij de stenen onder een
bepaalde hoek aangebracht worden.
-
Schulpen Overlangs zagen van hout.
-
SFB-groep Sociaal Fonds voor de Bouwnijverheid. Een
uitvoeringsinstantie (UVI) welke de administratie voert voor de uitvoering
van de wettelijke verplichte sociale verzekeringen voor werkers in de
bouwnijverheid.
-
Sheddak Een dak dat de vorm heeft van zaagtanden. Dit
wordt vooral toegepast in fabrieksruimten.
-
Sifon Een stankafsluiter, die berust op het feit dat een
waterslot een pijp luchtdicht afsluit.
-
Skeletbouw Een bouwsysteem waarbij de draagconstructie
bestaat uit een stalen, betonnen of houten skelet.
-
Slaper Een balk die bij o.a. een dakkapel toegepast wordt
en die de gordingen, die doorgezaagd zijn, op moet vangen.
-
Sleutelstuk Een hardhouten ondersteuningsconstructie die
toegepast werd om balken die stuik tegen elkaar
werden gezet aan de onderzijde te on- dersteunen. Indien het sleutelstuk ook
nog met schoren ondersteund wordt, noemen we dit een stanvink.
-
Slof Een houten ligger die bij het verbeterd Hollands
spant de belasting uit de krupele stijl overbrengt op de vloer. Deze slof
wordt ook toegepast als de spanten haaks op de overspanning van de balken
staan.
-
Slopen (Amoveren) Het afbreken van een bouwwerk of een
gedeelte daarvan. (begripsdefinitie)
-
Sluitsteen De middelste steen bij een gemetselde
boogconstructie.
-
Smeerlatje Latje dat de dikte heeft van de stuclaag en dat
aan de binnenzijde van het kozijn in een sponning aangebracht wordt.
-
Smeltpatroon Een beveilinging in een elektrische
installatie tegen oververhitting ten gevolge van een hoge stroomsterkte.
-
Smetplank Plank waarop de leuning aan de muurzijde
bevestigd wordt. Deze plank voorkomt het vuil worden
van de muur.
-
Sonderen Het in de grond drukken van een conus waarmee men
o.a. de draag- kracht van de grond bepaalt.
-
Souterrain Een kelder die gedeeltelijk boven het maaiveld
uitsteekt en die meestal voorzien is van een koekoek.
-
Spaarboog Een boog in het metselwerk waarmee men vroeger
o.a. de afstanden tussen de pijlers in een fundering overbrugde.
-
Spatkrachten Zijdelingse krachten in een kapconstructie
waardoor het dragende metselwerk naar buiten zou willen wijken.
-
Spatpen Een pen van +/- 10 mm die o.a. in een hoek van een
raamconstructie, die bestaat uit een gesloten pen- en gatverbinding, wordt
toegepast om het kromtrekken van de bovendorpel te voorkomen en om geen
doorgaande naad te krijgen.
-
Spatten Het bezwijken van de bekisting van een
betonconstructie ten gevolge van de zijdelingse druk van het beton.
-
Speciebrug Een laag specie (vulspecie) in een spouwmuur
waardoor er een ver- binding ontstaat tussen het buiten- en binnenblad (zie
ook koudebrug).
-
Spiegelstuk Aftimmering van het trappengat.
-
Spil Een staander waaraan de trapboom, de traptreden en de
leuningen bevestigd worden.
-
Sporenkap Een kapconstructie waarbij vanaf de nok tot de
dakvoet houten balken (de sporen) lopen.
-
Spouwanker Een verzinkt stalen anker, dat het binnen- en
buitenspouwblad met elkaar verbindt.
-
Spouwlat Een lat in een spouw waaraan het kozijn bevestigd
is. Hierdoor zit het kozijn in de kozijnopening opgesloten.
-
Spouwmuur Een muur bestaande uit een binnen- en buiten(spouw)blad
die door een luchtlaag gescheiden zijn. Het binnen- en buitenblad hoeven
niet van hetzelfde materiaal te zijn.
-
Staande tand Een tijdelijke verticale beeindiging van een
gedeelte van een gemetselde muur.
-
Staarbalk Balk die aansluit op een raveelconstructie. Deze
balk wordt opgevangen door het raveelhout.
-
STABU Stichting Standaardbestek van de Burger- en
Utiliteitsbouw.
-
Stampbeton Ongewapend beton dat vroeger voor funderingen
gebruikt werd en tegen- woordig voor de werkvloer en/of de bodemafsluiting.
-
Staltonlatei Een latei die bestaat uit gebakken stenen (staltonstenen)
waarin wape- ning is aangebracht.
-
Standvink Een ondersteuningsconstructie bij bijvoorbeeld
bekistingen (zie ook sleutelstuk).
-
Steekspant Een spantconstructie die bestaat uit spantbenen,
makelaar en trekplaten. Bij een eenvoudig steekspant worden alleen
spantbenen en trekplaten toegepast of rusten de
spantbenen rechtstreeks op de zolderbalklaag.
-
Steensmuur Een muur die de dikte heeft ven de lengte van
de steen (+/- 210 mm).
-
Stekeind Wapeningsstaven die men uit de beton laat steken
om later met het daar- op aansluitende constructieonderdeel een goede
verbinding te krijgen.
-
Steldorpel Een lat die de stijlen van een binnendeurkozijn
tijdens het stellen op de juiste onderlinge afstand
van elkaar houdt.
-
Stelkozijn Een raamwerk dat tijdens het metselen in de
muuropening wordt aan- gebracht en waartegen men later (in de afbouwfase)
het montageko- zijn (het eigenlijke kozijn) plaatst.
-
Stelpost Indien de keuze van de opdrachtgever nog niet
exact bekend is, bijv. welk merk en type materiaal hij uiteindelijk wil,
wordt er een stelpost opgenomen. Na afloop wordt het opgenomen en werkelijk
bestede bedrag verrekend.
-
Stijf dakvlak Een dakvlak dat in 1 richting (loodrecht op
het dakvlak) kan vervormen. De krachten evenwijdig aan het dakvlak worden
door het stijve dak- beschot naar de muurconstructie afgevoerd.
-
Stijve dakbedekking Een dakbedekking die geheel rust op de
ondergrond.
-
Stofdorpel Dorpel die tussen de stijlen van een
binnendeurkozijn wordt aange- bracht. Aan weerszijden van de dorpel laat men
de vloerafwerking aansluiten.
-
Stolpnaald Een hardhouten lat die bij openslaande
tuindeuren of openslaande ramen (dus zonder
tussenstijl) op het rechter draaibare deel wordt aan- gebracht om een goede
water- en tochtdichte aansluiting te krijgen.
-
Stompe deur Een binnendeur die geheel in de sponning van
de kozijnstijl sluit.
-
Stootbord Het verticale deel tussen twee traptreden.
-
Stootvoeg De verticale voeg in het metselwerk.
-
Stortnaad Een tijdelijke onderbreking van de betonstort.
-
Storpaal Een funderingspaal die in de grond vervaardigd
wordt. Strek De lengte van een steen.
-
Strek Een hele metselsteen.
-
Strijkbalk De eerste balk die met de muur evenwijdig loopt.
De afstand van de muur tot aan de balk is +/- 50 mm.
-
Strijkbalkanker Een anker dat loodrecht op de richting van
de balken is aangebracht en dat ervoor zorgt dat de buitenmuur, die
evenwijdig loopt aan de balklaag, niet zal gaan
spatten.
-
Stroomlaag Een schuin gemetselde rollaag die men toepast
indien een muur onder een van tevoren gestelde balk moest aansluiten. De
metselaar drukt de rollaag stijf tegen de onderkant van de balk aan.
-
Stuit De heipaal staat op de juiste diepte en heeft tevens
de vereiste paal- puntweerstand. Systeemlijn Een stramienlijn.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

T
-
Taatsraam Een raam waarbij de scharnieren
aan de onder- en bovendorpel zijn bevestigd.
-
Tengel Een lat die tussen het dakbeschot en de panlatten
wordt aange- bracht. Deze lat loopt van nok naar dakvoet en zorgt voor
voldoende ventilatie onder de pannen.
-
Theodoliet Een meetinstrument waarmee men o.a. zeer
nauwkeurig hoeken uit kan zetten. Dit instrument wordt gebruikt voor het
uitzetten van bouwwerken.
-
Thermische isolatie Warmte-isolatie. Tocht Een serie van
30 slagen op een heipaal. Zie ook kalenderen.
-
Tochtstrip Profiel van bijvoorbeeld aluminium met rubber
dat aangebracht wordt bij draaibare buitenramen en deuren om een tochtvrije
constructie te maken.
-
Tongnaald Een constructieonderdeel dat toegepast wordt bj
de aansluiting van twee draaiende deuren.
-
Topgevel Driehoek metselwerk van de
kopgevel.
-
Trapboom Een trapboom draagt de traptreden. We
onderscheiden een binnen- en een buitenboom.
-
Trasraam De verouderde benaming voor een cementraam.
Vroeger werd dit gemetseld met trasmortel. Tegenwoordig met
portlandcementspecie.
-
Trekplaat Horizontale plaat, die bij de verschillende
spantconstructies wordt toegepast om de spatkrachten op te vangen.
-
Tuimelraam Een raamconstructie waarbij de scharnieren in
beide stijlen aange- bracht zijn waardoor het bovenste gedeelte van het raam
naar binnen draait en het onderste gedeelte naar
buiten.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

U
-
UAV Uniforme Administratieve Voorwaarden.
Voorwaarden voor de uitvoering van werken. Deze voorwaarden worden veelal
door de architect van toepassing verklaard in het bestek.
-
Uilebord Een klein driehoeking bord waarin zich een
luchtgat bevindt en dat ter plaatse van de ontmoeting van de nok en de
hoekkeper werd aange- bracht. Vooral bij rieten daken van boerderijen werd
dit toegepast. Tegenwoordig past men een raamconstructie toe waardoor men
ook licht in de nok heeft.
-
Uitbloeding Uitslag van zout in het metselwerk. Uitkraging
Een constructieonderdeel dat slechts aan 1 zijde wordt opgelegd of ingeklemd.
-
Uitlevering Los opgeworpen grond zal een groter volume
innemen. Dit is het tegenovergestelde van inklinken.
-
Uitrapen Het aanbrengen van een grond- of raaplaag door de
stukadoor.
-
Uittrekken Aan de hand van het bestek het berekenen van de
benodigde hoeveelheden.
-
Uitvoerder De aannemers zal niet zelf constant op de
bouwplaats aanwezig kunnen zijn. De uitvoerder vertegenwoordigd daarom de
aannemer op de bouwplaats en is er verantwoordelijk voor dat de
werkzaamheden conform afspraak uitgevoerd worden.
-
Uitzetijzer Een sluitwerk waarmee men een uitzetraam kan
openen en dicht- zetten.
-
Utiliteitsbouw Naast woningbouw kennen we ook
Utiliteitsbouw wat wil zeggen: "Nut", "Bruikbaarheid" bouw. Dit zijn dus
gebouwen voor iederereen bruibaar. Bijv. Gemeentehuis, Beurs, Postkantoor,
Congresgebouw, Kerk, School, Warenhuis, Restaurant, Kantine enz.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

V
-
Vakwerkligger Een liggerconstructie die
samengesteld is uit staven die een aaneen- gesloten driehoek vormen. De
vakwerkliggers worden in hout of staal vervaardigd en worden toegepast bij
grote overspanningen.
-
Vallende tand Een tijdelijke trapsgewijze beeindiging van
een gemetselde muur.
-
Valraam Een raamconstructie waarbij de scharnieren zodanig
aan de onder- dorpel bevestigd zijn dat het raam bij het openen achterover
aan binnen valt.
-
Vaste laag De draagkrachtige laag waar de fundering op
rust.
-
VB Voorschriften Beton.
-
Veer Een hardhouten latje dat bij vloerdelen als messing
gebruikt kan worden.
-
Verdeelwapening Stalen staven die loodrecht op de
hoofwapening aangebracht worden om in eerste instantie deze staven op de
juiste plaats te houden.
-
Verdekt nagelen Het aanbrengen van nagels in de messing
waardoor deze nagels niet zichtbaar zijn.
-
Verduurzamen Conserveren van het materiaal om aantasting
te voorkomen.
-
Verdrijven Een methode waarbij de traptreden op een
bepaalde manier op de trapbomen afgeschreven worden.
-
Verf Verf is een vloeibaar pigment bevattende
massa dat in dunne lagen over voorwerpen wordt aangebracht ter bescherming
of verfraaiing daarvan en daarop een vaste laag vormt.
-
Verholen goot Een nauwelijks zichtbare goot tussen
bijvoorbeeld de zijkant van een dakkapel en het dakbeschot en de pannen.
-
Verloren bekisting Een bekisting die na het storten
achterblijft in het werk. Dit gebeurd als men het desbetreffende
constructieonderdeel niet of nauwelijks kan ontkisten.
-
Versnijding Het bloksgewijze verspringen van het
metselwerk in een gemetselde fundering. Om de paar lagen (blok) verspringt
het metselwerk een klezoor (+/- 55 mm).
-
Verstek Een onderlinge verbinding van onderdelen, meestal
onder een hoek van 45 graden.
-
Verstijvingsrib Een betonnen balk die meegestort wordt op
een funderingsstrook indien op staal gefundeerd wordt. Dit wordt toegepast
bij een niet homogene grondsamenstelling of bij grote muuropeningen waardoor
plaatselijk grote verschillen ontstaan in de belastingoverdracht naar de
grond. Men spreekt ook van een fundering op staal met rib.
-
Vertinnen Het aanbrengen van een dun laagje specie op het
binnenspouwblad in de spouw. Dit voorkomt het
eventuele vochttransport naar binnen.
-
Vijfsteek Een op de bouwplaats toegepaste bouwhaak in de
verhouding 3 : 4 : 5 Hierbij is 3 de lengte van de korte rechthoekzijde, 4
de lengte van de lange rechthoekzijde en 5 de lengte van de schuine
rechthoekzijde. We spreken nu dan ook van de drie-, vier- en vijfsteek.
-
Visiteerijzer Een ronde stalen staaf waarmee men op
eenvoudige wijze globaal de grondweerstand kan bepalen.
-
Vlakke deur Een deur die bestaat uit een vurehouten
randwerk met een vulling van bijvoorbeeld karton waar triplexplaten op zijn
bevestigd. Deze deuren worden fabrieksmatig vervaardigd.
-
Vliesgevel Een gevel die bestaat uit een pui die voor de
eigenlijke draagconstructie is aangebracht.
-
Vlijlaag De werkvloer onder een fundering op staal. Bij
een gemetselde fundering bestond deze vlijlaag vroeger uit plat neergelegde
stenen.
-
Voegwerk De afwerking van voegen tussen
metselstenen.
-
Volle wand Een wandconstructie die opgebouwd is uit een
stijl- en regelwerk en die bekleed is met bijvoorbeeld multiplex. Deze wand
heeft een dragende functie en kan ook dienst doen als spantconstructie.
-
Voorwerkers De metselstenen in een steensmuur, die in het
zicht komen. Voorzetraam Een raamconstructie die men aan de buitenzijde van
een kozijnconstruc- tie aanbrengt.
-
Vorst De afwerking bij een pannendak van de nok ter
plaatse van de ruiter. De vorst sluit aan weerszijden
aan op de bovenste rij pannen.
-
Vorstgrens Een minimale aanlegdiepte van de fundering op
staal zodat men er zeker van kan zijn dat de grond onder het gebouw niet zal
bevriezen.
-
Volgens de MBV moet dit minimaal 600 mm beneden het
maaiveld zijn.
-
Vorstrand Een funderingsrib die aan de vloer wordt vast
gestort en die tevens zorgt voor de vorstvrije aanleg. Dit wordt o.a.
toegepast als begane grondvloer van bijvoorbeeld een berging rechtstreeks op
het zand ligt.
-
Vuilwerk Metselwerk waarvan het
oppervlak later aan het zicht wordt onttrokken door afwerklagen.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

W
-
Wang De zijkant van een dakkapel
of kast.
-
Watercementfactor De verhouding tussen het water en de cement in een
betonmengsel, het aantal kg water gedeeld door het
aantal kg cement. Hoe hoger de watercementfactor is des te lager zal de
sterkte van het beton zijn.
-
Waterhol Een sponning aan de onderzijde van bijvoorbeeld
ramen die ervoor zorgt dat het regenwater niet naar binnen kan komen.
-
Wel De afstand van voorkant traptrede tot stootbord.
-
Weldorpel De onderdorpel van een naar binnen draaiend(e)
raam of deur die dikker wordt gemaakt en aan de
onderzijde wordt voorzien van een waterhol. Op deze wijze kan het regenwater
goed afgevoerd worden.
-
Wellat Een latje waartegen het stootbord bevestigd kan
worden. Dit wellatje zit onder een trede.
-
Welstuk Bovenste trede van de trap
-
Welstandscommissie Ook wel Schoonheidscommissie. Deze
beoordeeld estetisch de bouwplannen alsmede de plaats en omgeving.
-
Welstuk De bovenste (smallere) traptrede, die aansluit
tegen de vloer.
-
Werkbare dagen Dagen waarop het weer van
dien aard is dat de bouwwerkzaamheden kunnen worden voortgezet. Bij het
maken van een bouwplanning wordt uitgegaan van gemiddeld 180 werkbare dagen
per jaar. Op de andere dagen wordt niet gewerkt, vanwege vakantie of slecht
weer.
-
Werktekening Een technische tekening
gemaakt door de architect of aannemer waarop de plannen van de bouw of
verbouwing tot in detail zijn uitgewerkt. Meestal wordt hiervoor een schaal
van 1:20 gehanteerd. Samen met het bestek geeft de werktekening een compleet
beeld van hoe het bouwproject eruit gaat zien.
-
Werkvloer Een meestal 50 mm dikke laag stampbeton onder de
fundering op staal. Op deze laag kan men de wapening stellen.
-
Windveer Een plank die vroeger in combinatie met een
dekplank / deklijst bij de afwer- king van een pannendak ter plaatse van de
topgevel werd toegepast. De dekplank past men tegenwoordig nagenoeg niet
meer toe. Men gebruikt hiervoor nu de gevelpan. Deze pan kan rechtstreeks
over het metselwerk, maar ook over een windveer
aangebracht worden.
-
Windverband Een stabiliteitsverband dat ter verstijving in
een dakvlak aangebracht kan worden. Windverbanden worden ook in de gevels (tussen
kolommen) van bijvoorbeeld fabriekshallen toegepast.
-
Wrijvingsweerstand De zijdelingse druk die de grond op
sondeerbuizen uit kan oefenen. Hiermee kan de positieve kleef bepaald worden.
-
Wrongstuk De gebogen delen van een trapboom waarvan de
houtdraad zo goed mogelijk de helling van de trap volgt.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

Z
-
Zadelvorst In plaats van halfronde
nokvorst kan men ook een zadelvorst toepassen. Een zadel- of omloopvorst
sluit aan weerszijden in de kopsluitingen van de
holle pannen.
-
Zadeldak Dak bestaande uit twee
dakvlakken die in een punt op elkaar aansluiten.
-
Zakgoot Goot tussen twee hellende dakvlakken.
-
Zakking Door het vergroten van de korrelspanning van de
grond kan er een ontoe- laatbare zetting optreden waardoor er schade aan de
bebouwing zal ont- staan.
-
Zalinggoot Een gootconstructie achter een schoorsteen bij
een hellend dak.
-
Zandpaal Zie drainage.
-
Zandvang Een bak met tussenschotten die gebruikt wordt bij
het drooghouden van een bouwput. Het water uit de bouwput loopt via de
zandvang naar bijvoorbeeld een sloot. Het eventuele zand wordt in de
zandvang opge- vangen.
-
Zeeg Het bol zetten van bijvoorbeeld stalen liggers.
Hierdoor krijgt men een goede afwatering van bijvoorbeeld een groot plat dak
en tevens is de doorbuiging van de ligger minder.
-
Zetting Het toelaatbaar inklinken van de grond ten gevolge
van een hierop rustende belasting.
-
Zoomlat Een latje waarop de haaieinden onder een kilgoot
rusten. Hierdoor kan men het zink in de goot iets opzetten en tussen de
haaieinden en de kilplank klemmen. Het geheel wordt nu nog afgewerkt met een
loods- labbe die onder het haaieind en over de zoomlat en het zink
aangebracht wordt.
-
Zwaluwstaartplaten Omgezette stalen platen die
bijvoorbeeld worden toegepast als een bad- kamervloer (steenachtig) op een
houten balklaag moet worden aange- bracht. Deze platen vormen de bekisting
en de wapening van de aan te brengen betonvloer.
-
Zwevende dekvloer Een afdekvloer die niet
rechtstreeks op de ondergrond aangebracht is maar via een veerkrachtige
constructie.
-
Zwieping Een lat die toegepast wordt bij het verticaal
stellen van o.a. metsel- profielen.
A B
C D E F
G H I K
L M N O
P R S T
U V W Z

Zuid Holland, Den Haag, Rotterdam, Delft, Vlaardingen, Leiden,
Gouda, Westland, Naaldwijk, Wassenaar.
|